Vorig weekend schakelden we van het zomeruur over op het winteruur. De zondag telde daarom 25 uur in plaats van vierentwintig. Zogezegd. Ik stelde vast dat ik dat wel elke dag zou willen, een uurtje extra. Ik kom soms tijd te kort.
Tijd kom ik de laatste weken ook te kort om te schrijven voor mijn blog. Of ligt het niet aan de tijd die ik ter beschikking heb? Hm, het zou ook wel eens kunnen liggen aan een gebrek aan inspiratie.
Niet dat er niets zou bewegen in mijn leven, wel integendeel. Het afgelopen jaar is het misschien zelfs een beetje van het “goede” te veel geweest. Er was een intense ontmoeting die misschien een relatie kon worden en toch maar weer op de klippen liep, de zoektocht naar een nieuwe stek en verhuizen, het postgraduaat conferentietolken volgen en in dat kader tweede zit cadeau krijgen, hunkeren naar twee weken zomervakantie om vast te stellen dat de periode er net voor een krachtige hand diep in mijn hart graaide toen bleek dat mijn moeder het leven zo moe was dat het finaal genoeg was geweest. Ze stierf de dag voor mijn verlof startte, en op diezelfde dag gaf mijn autootje de geest.
We zijn ondertussen tweeëneenhalve maand verder, en dit weekend werd ik overmand door vermoeidheid. Ik blikte even terug toen een vriendin mij belde en aangaf dat de band tussen ons verzwakt was, of zo voelde zij het toch. Alsof ik haar niet meer nodig had, omdat ik zo sterk ben.
Ik overliep het allemaal voor mezelf en stelde vast dat het toch een stevige kluif is geweest. Geen wonder dat ik dan eens een weekendje helemaal geen zin heb in ook maar iets.
Nochtans heb ik goed uitgekeken dat ik tijd en ruimte bewaarde voor zelfzorg. Sinds juli ga ik bijvoorbeeld zo vaak mogelijk ‘s ochtends zwemmen. Dat vervangt de wandeling die ik vroeger deed en verbind mij terug met de sport die ik het allerliefste doe. Zwemmen gaat voor mij niet enkel om de conditie (die zeker wat aandacht vroeg en vraagt), maar geeft mij tegelijk bijna dagelijks een portie heerlijke me-time. Meer dan eens stap ik het water in langs het laddertje met een woelig gevoel in mezelf. Door het water en mijzelf te observeren, voel ik vaak haarfijn wat er speelt. En zo wordt het kilometertje baantjes trekken in twee opzichten deugddoend voor mijn hart: voor de spier en voor het centrum van mijn gevoelsleven.
Zo observeerde ik onlangs dat ik onbewust de gewoonte had aangenomen om 50 meter door te zwemmen om dan even aan het muurtje op adem te komen. Ik vroeg mij af of ik het ook anders zou kunnen benaderen: blijven zwemmen en in de inspanning de ontspanning opzoeken. Het vroeg wat concentratie, maar het lukte mij, en sindsdien nodig ik mezelf telkens weer uit om op die manier te zwemmen. Zo’n inzicht neem ik dan ook mee in mijn andere activiteiten. Werken, gesprekken voeren, lezen, koken, afwassen, opruimen,… in alles heb ik intussen al eens een moment gehad waarop ik dacht: probeer te ontspannen IN de inspanning. En dat werkt wonderwel voor mij.
Zo schuiven de dagen, de weken, de seizoenen voorbij. Ik groei, ploeter, en groei weer een beetje. Wat de laatste tijd erbij moest inschieten, was mijn fotografie-hobby. Ik nam me daarom voor om dit weekend met de camera in de hand een nieuwe wandeling te verkennen, moe of niet moe, het zou mij wellicht deugd doen.
Zaterdagochtend zag het weer er redelijk aanvaardbaar uit. Ik stapte dan ook in mijn auto en reed naar de start van een mij onbekende wandeling. Ik was even uit het oog verloren dat het een Rode Hemelwandelaar-dag was: de dag in de Maya-kalender dat mijn occulte energie én talent actief is, met als centraal thema… moed. Ahum.
Helemaal in het begin van de wandeling werd ik al op een eerst uitdaging getrakteerd: een zelf te bedienen veerbootje. Plezant hé :). Tuurlijk, tot ik in het midden van de dode Leie-arm plots het gevoel kreeg dat ik niet voor- of achteruit kwam, en als een bezetene aan het wiel begon te draaien. Toch wel hoor, de veer werkte prima, ik was gewoon even in paniek. Oef, diep ademhalen en dan verderwandelen.
Een eerste foto had ik ondertussen al vastgelegd. Ik was nog niet goed en wel op het jaagpad langs de Leie of er stak een hevige wind op, die een al even hevige stortregen meezoog. Dat kiekjes maken kon ik wel vergeten, het toestel verdween dus in mijn rugtasje. En ik stapte door, almaar sneller. In zo’n vrij open landschap ben ik algauw bang voor de wind. Wat een leuke, ontspannende wandeling had kunnen worden, veranderde alweer in een gestrompel tegen mijn eigen angst in.
Tot ik mij plots realiseerde dat ik tien minuten voordien, toen het lichtjes druppelde, gedacht had: zo binnen, zo buiten. Ik heb de afgelopen weken nu en dan het verdriet een beetje naar de oppervlakte laten komen om het heengaan van mijn moeder en alles wat het aan herinneringen naar de oppervlakte heeft gehaald. De storm, de wind, de stortregen, en de angst die het opriep: ook dat was “zo binnen, zo buiten”. Onder het oppervlak woedde die stortbui ook in mij, en het joeg mij angst aan om er helemaal door te ploeteren.
Dat inzicht bracht mij alvast innerlijke rust. Een verdwaalde jogger haalde mij in. Hoe enthousiast de wind ook aan zijn kleren trok, hij waaide noch om, noch weg. En aangezien ik letterlijk “meer gewicht” in de weegschaal leg dan een sportieve jogger, realiseerde ik mij dat ik ook niet zou om- of wegwaaien. De rust keerde helemaal terug. Getuige ervan het feit dat ik ineens merkte hoe ik stilaan doornat was.
In mijn gedachten dansten alle uitdagingen voorbij die ik de afgelopen maanden aangegaan was. Als een stormwind met dito regen, die mij meer dan eens de stuipen op het lijf hebben gejaagd. Net zoals nu, op die wandeling, bekruipt de angst mij als ik het gevoel heb dat ik mij “met de elementen” moet meten. Dat is een van mijn valkuilen, eigenlijk. Het is waar dat ik “sterk” ben en telkens weer de kracht opbreng om mij uit hachelijke situaties te trekken. Dat is op zich een kwaliteit. Het wordt een valkuil als ik er een “me against everything”-gevoel bij krijg. Ik ben er niet de persoon naar om bij de pakken te gaan zitten als ik alleen voor een uitdaging kom te staan. Meer nog: ik heb meer dan eens vastgesteld dat ik heel wat helemaal alleen best wel voor elkaar krijg. Ik vertrouw op mezelf.
Blijkbaar geeft dat soms de indruk dat ik niemand nodig zou hebben. Ergens is dat ook waar, ik wacht niet op een helpende hand of schouder om op te leunen. Tegelijkertijd weet ik diep vanbinnen dat er niets, maar dan ook niets is, dat ik helemaal alleen doe. Nooit, never, jamais. In alles wat ik onderneem, in elke uitdaging die ik aanga, in elke hindernis die ik overwin, in elk cadeau dat ik krijg, in alles gaat altijd een stukje schuil van de vele mensen die ik op mijn pad tegenkom, en die een zichtbare of onzichtbare hand uitsteken om samen met mij de wind en de stortregen te trotseren.
Elke keer dat ik een stukje paniek overwin, elke keer dat ik ontspan in de inspanning, elke keer dat ik in mijn splinternieuwe auto stap, elke keer dat ik tolk, elke keer dat ik de telefoon opneem, elke keer dat ik betaal aan de kassa van de winkel, elke keer dat ik een van mijn kinderen een knuffel geef, elke keer dat ik een boek lees dat ik cadeau kreeg, elke keer dat ik de voordeur van mijn huis opendoe, elke keer dat ik de thermostaat van de centrale verwarming iets hoger zet, elke keer dat ik mediteer, elke keer dat ik een raam of deur open- of dichtdoe,… in absoluut alles wat ik doe, ben ik verbonden met alle mensen die een stukje van mijn levenspad mee bewandeld hebben of bewandelen. Zorg dragen voor mezelf en altijd en overal proberen om er het beste van te maken, is een cadeau dat ik aan mezelf doe, maar evenzeer aan al die mensen. Zoals ik ook zei toen ik ruim vijftien jaar geleden mijn doctoraat verdedigde aan de UGent: We can do no great things, only small things with great love. Alles wat ik doe, beschouw ik als “small things”, en in alles wat ik doe leg ik “great love”. Een gevoel dat mij met alle mensen verbindt die mij een zichtbare of onzichtbare hand reiken. Met jou dus ook, aangezien je dit leest.
Blijven doorstappen, rustig ademend, in weer en wind, dat is wat ik het afgelopen jaar gedaan heb. Ik ken dat gevoel door en door, tot op het bot. Precies tot daar waar ik intussen natgeregend was.
De regen stopte, de wind ging liggen. De zon kwam er zelfs even door. Ik lachte hartelijk om mijn “zo binnen, zo buiten”-gedachte. En wandelde vredig verder. Het fototoestel was ik inmiddels helemaal vergeten. Ik was duidelijk iets anders komen halen op deze wandeling dan een paar mooie foto’s.
Gebrek aan inspiratie? Neen hoor, gewoon te veel indrukken en ervaringen die op een grote berg terechtgekomen zijn, en dan moet ik eerst en vooral een beetje sorteren om te ontdekken waar ik over wil en kan schrijven. Ook daarbij helpt het zwemmen. Als ik het even helemaal niet weet, als ik er innerlijk een soepje van brouw, dan denk ik aan de slogan “Eerst water, de rest komt later”. Helemaal uit context hoor, het was de slogan voor een campagne rond verzorging van brandwondes. Maar het komt mij op een geheel nieuwe manier van pas: duik er eens helemaal in, observeer jezelf, en je komt er wel achter wat nu gezien wil worden.
Ik ga nog wat sorteren, zie. Intussen wens ik je een fijne dag!
Hartengroet,
MH
bedankt voor deze mooie foto van jezelf