Hoogspringen voor speelvogels

De afgelopen weken kwam ik er niet zo vaak toe om iets te schrijven voor mijn blog. Daar zijn twee redenen voor: mijn agenda staat overvol met een stevige schep chaos  – iets waar mijn autistische kantje best wel werk mee heeft –  en er gebeurt heel veel op mijn innerlijke toneel. Voordat ik daarover kan schrijven, heb ik eerst een zekere mate van helderheid nodig. Vaak krijg ik ook een thema om over te schrijven uit onverwachte hoek op een presenteerblaadje aangeboden. Zo ook deze keer.

Gisteren, in een context die niets met persoonlijke ontwikkeling te maken had, gebruikte iemand in een uitleg het concept van “de lat”. Meer bepaald in die zin: je moet de lat te hoog leggen, want je weet dat je er toch onder blijft. Dus als je de lat niet lekker hoog legt, worden de resultaten sowieso ontgoochelend. Hm, stof tot nadenken. En stof voor een blogartikel 😊.

Die uitspraak raakte ook een stressbolletje in mij. Ik heb mezelf namelijk een stevige uitdaging cadeau gedaan: ik volg een aantal vakken in het postgraduaat conferentietolken. Eind juni zijn er… examens. Stressbolletje dus, van een gezond niveau. Ik wil dat natuurlijk goed doen, anders was ik er niet aan begonnen. Maar naast de vraag waar de docenten de lat leggen, komt ook de vraag bovendrijven: waar leg ik de lat?

Nu, wie mij een beetje kent, weet wellicht al dat ik het strikt figuurlijk bedoel. Hoogspringen als discipline uit de atletiek, dat is allesbehalve een hobby voor mij. Het valt eerder onder de vlag “marteling”. Dat was al zo in de lagere school. Daar was er gelukkig Carolientje. Terwijl ik in het eerste leerjaar begon te huiveren als de lat naar de 70 of 80 centimeter opschoof, zag ik Carolientje in paniek slaan als de lat op 45 centimeter lag. Een stevige dosis geduld en doorzetting van de turnjuf was vereist, om Carolientje te overtuigen over die 45 cm te springen. Te stappen, eigenlijk. En zelfs dat was een marteling voor haar. Ik was “safe”: het kon een stuk erger dan mijn erbarmelijke hoogspringniveau. Niet zo fraai van mezelf, vind ik nu, maar menselijk wellicht.

Die herinnering brengt me bij het volgende inzicht: er zijn verschillende “latstrategieën”. Vermoedelijk ken ik ze allemaal. Naargelang de context gebruik je namelijk de ene of de andere strategie. Vermoedelijk is een van die strategieën ook een voorkeursstrategie. En vermoedelijk loont het om bewust te kijken naar je eigen latstrategieën. Daar gaan we dan 😉.

Theoretisch en fundamenteel kun je de lat op drie plaatsen zetten:

  • Te laag;
  • Precies goed;
  • Te hoog.

Voor elke persoon en elke situatie komt er een andere hoogte overeen met elk van die posities. En elke positie kan diverse uitwerkingen hebben.

Te laag

Laten we eerst even stilstaan bij wat “te laag” precies inhoudt. Voor mij komt dit overeen met het gevoel dat iets gemakkelijker is dan wat ik kan. Die hoogte kies ik persoonlijk zelden, het ligt niet in mijn aard. Als iemand anders naar mijn gevoel de lat voor mij te laag legt, ervaar ik dat zelfs als een (kleine) belediging. Denkt die nu echt dat ik niet beter kan dan dit? Dat ik zo gemakzuchtig ben?

Toch is er een goede reden om af en toe de lat “te laag” te leggen, of liever: lager dan je eigen topniveau. Het laat je bijvoorbeeld toe om met iets te oefenen. Het geeft meer ruimte aan een speels gevoel dan wanneer je tegen je grens aan schuurt. Je haalt het kom-uit-je-kot-element eruit, om meer plaats te maken voor het enjoy-the-ride-element.

Uiteraard kom ik ook in situaties waarin ik het gevoel heb dat ik met gemak over de lat zal geraken. Voor mij is het dan zaak om erover te waken dat ik niet indommel en overmoedig wordt. Eigenlijk zoek ik dan voor mezelf een manier om innerlijk de lat iets hoger te schuiven. Neem bijvoorbeeld een specifieke opdracht: als ik het gevoel heb dat ik die met gemak kan uitvoeren, dan zal ik mezelf uitdagen om dat nog meer afgeborsteld af te leveren dan gewoonlijk.

Kortom, ik heb zo het vermoeden dat mijn natuurlijke strategie niet aan de kant van de lage lat ligt 😊.

Te hoog

Waarmee komt “te hoog” overeen? Als ik teruggrijp naar “te laag” en dat aanpas, dan kom ik bij: het gevoel dat iets moeilijker is dan wat ik kan. Mijn natuurlijke reactie? Try me! Nogmaals, ik denk dat ik mijn natuurlijke strategie gevonden heb 😊. Geef mij een uitdaging en ik ga ervoor. Ik doe dat eigenlijk ook bijna onophoudelijk innerlijk, mezelf uitdagen. Er zit een kennisveelvraat in mij die, bij manier van spreken, nooit vindt dat de lat te hoog kan liggen. Bring it on, baby! Toegegeven, in de sportzaal is dat een andere zaak 😊.

Uitdagingen aangaan is voor mij doorgaans dikke fun. Doorzetten en vaststellen dat ik over de lat ben gesprongen, geeft mij een gevoel van voldoening.

Daar zit een schaduwkantje aan, en wel een stevig. Wanneer vind ik voor mezelf dat ik genoeg heb gedaan? Dat ik eens mag spelen met een lat die “te laag” ligt? Dat ik op mijn lauweren mag rusten? Eigenlijk sta ik mijzelf dat maar zelden toe.

Dat maakt eigenlijk, zie ik nu, dat ik het speelse element vaak uit het oog verlies. Het is allemaal bloedserieus, ik moet en zal over de lat springen. Terwijl er in mij ook een onverbeterlijke sloeber zit, een speelvogel die niets liever doet dan onnozele spelletjes spelen en grapjes maken. Trouwens, ik vertelde onlangs aan een vriend dat die speelvogel in mij in wezen als een barometer fungeert (en vaker zou moeten fungeren). Als die speelvogel in geen velden en wegen meer te bekennen is, dan heb ik te vaak en op te veel punten de lat al te hoog gelegd. Tijd voor een spelletje.

Precies goed

Intuïtief zou ik denken dat je “precies goed” op het stabiele evenwichtspunt vindt tussen “te laag” en “te hoog”. Ergens tussen “makkelijker dan wat ik kan” en “moeilijker dan wat ik kan”. Best of both worlds? Voldoening met een speelse ongedwongenheid, misschien?

“Precies goed” zou dan in mijn geval het gevoel zijn dat ik krijg als ik een uitdaging ben aangegaan, geoefend heb om over de lat te geraken, en daardoor een nieuwe definitie van “te hoog” in mijn systeem heb ingevoerd. Want dat is ook een feit, in mijn ogen: als je lang genoeg oefent om over een lat te springen die “te hoog” ligt, dan ontstaat er een nieuw “precies goed”, en dus ook een nieuw “te hoog”. En eigenlijk ook een nieuw “te laag”. Oef, het leven zal uitdagend blijven 😊.

Wat ook duidelijk is: je ontdekt “precies goed” al doende. Door te balanceren van “te laag” naar “te hoog” en terug. Zelfs als je natuurlijke voorkeur bij het ene of het andere extreem ligt, lijkt me. Als je zoals ik de neiging hebt om te bivakkeren in het “te hoog”-kamp, dan word je af en toe hardhandig naar het “te laag”-kamp verbannen. Daar, zit, rust, blijf! Dat nodigt je uit om toch op zoek te gaan naar “precies goed”.

Bewust kijken naar die latstrategieën is voor mij een goede oefening. Ik kan ermee spelen 😊. Zeker in het licht van de naderende examens helpt het mij om het stressbolletje helemaal in positieve energie om te zetten. Examens afleggen is in wezen testen of je over andermans lat kunt springen. De verwachtingen worden jou voorgeschoteld, en jij mag testen of je daaraan voldoet. Voor mij is het zinvol om die externe lat naast mijn innerlijke lat te leggen. Zo ga ik de examens aan met bewuste verwachtingen. Ik wil natuurlijk het liefste over de externe lat springen en slagen voor de examens. Maar ik weet dit zeker: ik ben sowieso over mijn innerlijke lat gesprongen. Hoe lekker hoog ik die ook dit keer weer heb gelegd. En dat geeft speelse voldoening.

Ik hoop dat jij, lieve lezer(es), evenveel plezier mag beleven aan het hoger/lager-spel 😉.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Up ↑