Hoezeer ik ook bij mezelf ervaar dat ik door de jaren heen almaar demutiger omga met mezelf, toch blijft het vrij uitzonderlijk om dat demutige aanwezig zijn over alle vier dimensies van mijn wezenlijke ik simultaan te ervaren: fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel.
Een absolute geborgenheid ervaren over mijn fysieke verschijning, de emoties en gevoelens die in mij wonen, de denkbeelden en redeneringen die ik maak, en de verbinding die ik voel met de Grote Geest, alles ineens, dat gebeurt mij uiterst zelden. Bijna nooit zelfs. Ik ben me daar onlangs heel plots van bewust geworden, hoe zelden dat gebeurt, omdat het er ineens wel was. Geheel onverwacht. Het was heerlijk… En het had in wezen in de eerste plaats te maken met mijzelf. Ik zou dan gauw geneigd zijn om dat toe te schrijven aan mijn gezelschap, en die speelde zeker een geruststellende rol. Maar alles bij elkaar genomen moet ik ook erkennen dat ik dat in de eerste plaats aan mezelf te danken heb.
Meestal speelt evenwel de cameleon in mij nog op. Onbewust of intuïtief voel ik als mens wellicht snel aan welke van die vier dimensies in mij de ander het meest aanspreekt, welke van die vier dimensies het minste. Ook al besef ik maar al te goed dat een oprechte verbinding aangaan en onderhouden sowieso alle vier de dimensies hoe dan ook naar boven zal halen, toch ervaar ik een stuk terughoudendheid om dat stuk waar de ander het misschien wel moeilijk mee zou hebben, achter het scherm te houden. Ergens is dat een vorm van schaamte, wellicht…? Als in: de angst om de verbinding niet waardig te zijn, als ik dat stuk van mezelf gewoon laat zijn? Het ironische is, dat het vaak uitgerekend dat stuk is dat je probeert achter de schermen op te bergen, dat dan toch de struikelblok van die verbinding wordt. Zo ben ik enige tijd terug plots bij iemand “in ongenade gevallen”, precies door stukken van mezelf die ik niet wou afficheren, omdat ik bang was dat ik erop afgerekend zou worden. The Law of Attraction brought just that ;)…
Heel lang heb ik zo geprobeerd om mij als fysieke persoon weg te cijferen. Om een lang verhaal kort te maken: ik had helemaal geen positief zelfbeeld, zelfs niet een neutraal zelfbeeld. Voor mijzelf als fysieke persoon had ik geen vriendelijk woord over. Ik hoopte ergens dat er een middel zou bestaan om zonder lichaam door het leven te gaan. Goed mis dus.
Tegelijk wachtte ergens diep vanbinnen een verborgen stuk van mezelf op de dag dat ik stilaan zou afleren om zo afwijzend te staan tegenover mijzelf. Let wel, ik vind het nog altijd lastig om mezelf op foto te zien, laat staan op film. Ik moet vaak een tweede, derde, vierde keer kijken om demutig te kijken, vrij van oordeel. Het blijft oefenen. Het blijft oefenen om mezelf anders te bejegenen dan als een onbetekenende, onaantrekkelijke verschijning die het moet hebben van alles behalve haar fysieke voorkomen. Het blijft oefenen om mezelf gewoon oké te vinden zoals ik ben.
Wat me al veel beter afgaat, is zorg dragen voor mijn lichaam. Door gezond te eten, te bewegen, te mediteren, voldoende te slapen. Want terwijl ik er lang van overtuigd was dat de Weg naar Paradijsegem over emoties, denkbeelden en spiritualiteit ging, ben ik er intussen van overtuigd dat het ook gaat om geborgenheid ervaren in mijn eigen lichaam. Door er zorg voor te dragen, leer ik ervan te houden. Door er zorg voor te dragen, ontdek ik ook hoe groot het verschil is tussen mentale constructies allerhande en de fysieke ervaring op zich. Mijn lichaam jeunt zich niet noodzakelijk in perfecte contouren, maatschappelijk aanvaarde normen en dies meer. Het jeunt zich in gewoon te mogen zijn. En als ik luister, vertelt het me veel meer dan ik ooit voor mogelijk hield. Door zorg te dragen voor mijn lichaam, voeg ik stap voor stap een vierde dimensie toe aan wie ik ben.
Het geeft mij ook zoveel terug voor die goede zorgen. Ik ontdek namelijk dat mijn lichaam als dusdanig een cruciale rol speelt in de andere drie dimensies. Emoties en gevoelens huizen ergens in mijn cellen, mentale processen verlopen anders als ik beweeg, de verbinding met het Leven en de Grote Geest gaat door mijn adem, mijn bloed, mijn hartslag… En die ontdekkingen versterken weer de beweging in mij om goed zorg te dragen voor mijn lichaam en om er zo demutig mogelijk naar te luisteren, omdat ik in die zorg contact maak met de zender en de ontvanger die mijn “ik” verbindt met de wereld en het universum.
Voor alle hardvochtigheid die ik jarenlang aan de dag heb gelegd, doe ik nu en dan een klein Ho’oponopono-ritueel van mezelf aan mijn lichaam. Kwestie dat het weet dat ik besef hoe hardvochtig ik geweest ben. En dat ik dat niet meer wil. Ik herval soms nog. Ik struikel nog wel eens over de weegschaal, bijvoorbeeld. Maar ik herpak mij al even snel.
Dat contact met mijn lichaam vertaalt zich ook naar de manier waarop ik in relaties sta. Ik ben me veel meer bewust van mijn persoonlijke bubbel. Ik let ook meer op de bubbel van anderen. Ik kies bewust hoe dicht of hoe ver ik sta. Ik “weet” wanneer iemand te dichtbij komt. Let wel, ik heb het in mijn voorbije stukken al geschreven, en ik zal het wellicht nog vaak schrijven: ook hier is het een work in progress.
Misschien is dat op een manier de diepste kern van Paradijsegem: het is geen plek, het is een weg. Het is de bereidheid om de weg te gaan, te blijven gaan, even voor bekeken te houden en dan toch weer te gaan. De weg naar mezelf. De weg naar binnen. De weg naar de schitterende kern van wie ik ben. Maar de bereidheid om de weg te gaan. Telkens opnieuw.
Ik hou er intens van om die schittering te zien in andere mensen. Mensen die ook de bereidheid hebben om de weg te gaan. Met dergelijke mensen zou ik uren kunnen filosoferen, koffiekletsen of in stilte naar de nacht kijken. En nooit moe worden… Net zoals een stille Tai Chi reeks doen, brengt het de energie in beweging.
Foto ©Sofie Gheysens